Hoe zorg je dat een film over een man met spinnenkrachten die vecht tegen een gemuteerde menselijke hagedis een beetje geloofwaardig blijft? Bel een wetenschapper.
Het zal je maar gebeuren. Word je in het lab gebeten door een radioactieve spin, blijk je ineens veel sterker geworden, supersnelle reflexen te hebben en aan muren te kunnen kleven. Het overkomt de hyperintelligente middelbare scholier Peter Parker in de film The Amazing Spider-Man. Al snel ontdekt Parker dat zijn krachten hem ook een grote verantwoordelijkheid geven. Hij voelt zich daarom verplicht als Spider-Man ten strijde te trekken tegen de superschurken die zijn geliefde New York bedreigen. Onder hen is ook The Lizard, een arts die zichzelf in een poging zijn geamputeerde arm weer aan te laten groeien, per ongeluk verandert in een groteske, gemuteerde hagedis.
De stripverfilming The Amazing Spider-Man ging afgelopen zomer in Nederland in première. Een snelle blik op het plot doet vermoeden dat de film niet zoveel met wetenschap te maken heeft. En toch is dat verkeerd gedacht. Natuurlijk, superkrachten als die van Spider-Man en mutaties als die van The Lizard kunnen niet, maar onder dat laagje onzin zit een hoop wetenschap verstopt.