AIDS-onderzoek en de gemene FDA: de wetenschap achter Dallas Buyers Club

Hoe wetenschappelijk verantwoord is het beeld van het AIDS-onderzoek in Dallas Buyers Club?

In de nieuwe film Dallas Buyers Club speelt Matthew McConaughey een homofobe redneck die besmet raakt met HIV en vervolgens tegen de grenzen van het medisch onderzoek aanloopt. In hoeverre is Dallas Buyers Club wetenschappelijk verantwoord?

Dallas Buyers Club is een een film die je inpalmt met zijn geweldige rollen. Matthew McConaughey is terecht genomineerd voor een Oscar voor beste acteur als de ultra-dunne Texaanse homofoob Ron Woodroof, die zichzelf in een waas van alcohol en drugs een slag in de rondte neukt bij groezelige rodeo-evenementen en in zijn eigen typisch Amerikaanse trailer. Hij moet die onverstandige levensstijl wel bekopen: Woodroof loopt een HIV-besmetting op en krijgt van zijn arts te horen dat hij nog maar 30 dagen te leven heeft.

Zo mogelijk nog beter in zijn rol is Jared Leto, die met volle overgave de drugsverslaafde transseksueel Rayon speelt en daarmee verdiend een Oscar-nominatie voor beste mannelijke bijrol voor in de wacht sleepte. Bovendien is Dallas Buyers Club ook volkomen terecht genomineerd in de categorieën beste film en beste originele script. Kortom: Dallas Buyers Club is een film die iedere filmliefhebber gezien moet hebben.

Jared Leto in Dallas Buyers Club - is het beeld van het AIDS-onderzoek in de film wetenschappelijk verantwoord?

Jared Leto speelt een voortrefelijke rol als drugsverslaafde travestiet met AIDS in Dallas Buyers Club

Wie de film kijkt, wordt vanzelf het verhaal vol onrecht ingezogen. Dat onrecht wordt Woodroof en anderepatiënten aangedaan door de FDA, de Amerikaanse voedsel- en warenautoriteit, en de geïnstitutionaliseerde geneeskunde. De FDA geeft aan het begin van de film toestemming om het potentiële HIV/AIDS-medicijn AZT – onder druk van het grote geld uit de farmaceutische industrie, zo wordt geïmpliceerd – zo snel mogelijk richting goedkeuring te manoeuvreren. Dat is nodig, omdat middelen zonder toestemming van de FDA niet aan patiënten mogen worden voorgeschreven.

Vervolgens blijkt in de film AZT meer kwaad te doen dan goed – een arts in Mexico vertelt tegen Woodroof hoe het middel letterlijk elke cel in je lichaam vermoordt, waar het mee in aanraking komt. Tegelijk blijft de rechtlijnige en gemene hoofdarts van het ziekenhuis die een onderzoek naar de werkzaamheid van AZT runt (waarvoor hij betaald wordt door de fabrikant) het middel tegen beter weten in voorschrijven.

Daarop besluit Woodroof via een zogeheten ‘buyers club’ medicijnen uit Europa, Japan en Mexico te importeren – medicijnen die daar wel goedgekeurd zijn, maar in de VS nog niet. Die nieuwe medicijnencocktail, zo beweert de film, maakt de patiënten wel beter, terwijl het in ziekenhuizen voorgeschreven AZT ze linea recta naar het graf bonjourt.

Het is een boodschap die bij veel mensen goed aan zal slaan. Het grote bedrijf met veel geld en macht als bad guy, en het kijkje achter de schermen bij de LGBT-gemeenschap in Amerika zullen het goed doen bij linkse kijkers. Tegelijk zal de twijfel aan geïnstitutionaliseerde kennis en de hetze tegen de gevestigde wetenschap de Amerikaanse tea party-kijker aanspreken. Kortom: een win-win voor de producenten van de film.

De vraag is echter: wat klopt er van het David-versus-Goliath verhaal van Dallas Buyers Club? Was AZT inderdaad dodelijk vergif, en zorgden de Buyers Clubs inderdaad voor de doorbraak waar patiënten op zaten te wachten? Hieronder het antwoord.

Was het HIV/AIDS-medicijn AZT inderdaad dodelijk vergif?

Het korte antwoord? Nee. Het middel wordt – zoals Dallas Buyers Club in zijn aftiteling ook terecht stelt – nog steeds gebruikt in de cocktails van medicijnen die patiënten met HIV/AIDS vandaag de dag toegewezen krijgen en heeft op die manier indirect miljoenen levens gered of verlengd.

Wel is het zo dat de dosering van het middel in de beginjaren nog niet optimaal was vastgesteld. In veel gevallen was die dosering nog te hoog, en bij te hoge dosering had AZT in sommige gevallen inderdaad grote negatieve bijwerkingen, die vermoedelijk in een aantal gevallen de dood van patiënten zal hebben versneld. Je zou daarom kunnen stellen dat het medicijn te snel op de markt werd gebracht.

Aan de andere kant was het een van de weinige medicijnen waarvan in de VS met behulp van een dubbelblind, gerandomiseerd onderzoek werd aangetoond dat het daadwerkelijk hielp. Dat onderzoek was aanleiding tot de definitieve goedkeurig van het medicijn door de FDA in 1987.

In Dallas Buyers Club toont een arts in Mexico aan Woodroof het bewijs dat AZT gevaarlijk is. Dat doet hij aan de hand van een wetenschappelijke publicatie in het toonaangevende medische vakblad The Lancet. Hoewel er vele artikelen in The Lancet over het medicijn gepubliceerd zijn, zou het best eens om deze publicatie uit 1988 kunnen gaan, waarin blijkt dat het middel in sommige gevallen met te hoge doseringen wordt voorgeschreven. De conclusie dat het middel gevaarlijk is – of de emotionele aanvaring van Woodroof in de film, die de arts die het middel voorgeschreven heeft uitmaakt voor moordenaar – is echter schromelijk overdreven.

Weigerde de FDA terecht andere geneesmiddelen voor HIV/AIDS?

De FDA weigerde andere geneesmiddelen toe te staan, zoals het in de film prominent aanwezige Peptide T, waarvan overigens in 1998 bleek dat het niet beter werkte dan placebo, behalve (mogelijk) in gevallen waarbij de cognitieve functies van patiënten significant waren aangetast.

Dat de FDA traag op de AIDS-epidemie insprong, staat vast. Journalist David France, regisseur van de AIDS-documentaire How to Survive a Plague, spreekt tegen internetmagazine Salon.com zijn vermoeden uit dat de FDA geen haast maakte met nieuwe medicijnen omdat de personen die HIV/AIDS hadden maatschappelijk ongewenst waren.

Toch is het belangrijk te beseffen dat het sowieso tijd kost om medicijnen op de markt te krijgen. Voordat medicijnen gebruikt mogen worden, moet eerst wetenschappelijk worden bewezen dat deze medicijnen beter werken dan het placebo-effect – het effect dat mensen vanzelf beter worden wanneer je ze behandelt, onafhankelijk van het middel waarmee je ze behandelt.

Overigens gaan er regelmatig stemmen op dat dit criterium juist strakker moet, en dat medicijnen niet alleen zouden moeten bewijzen dat ze beter werken dan placebo, maar ook dat ze beter werken dan concurrerende medicijnen voor dezelfde aandoening.

Bewijzen dat iets beter werkt dan placebo, doe je met een dubbelblind onderzoek, waarbij zowel de proefpersonen als de onderzoekers niet weten wie het medicijn toegediend krijgt en wie de placebo toegediend krijgt. Dat is de enige manier om onafhankelijk statistisch vast te kunnen stellen of een medicijn werkt.

In de film reageert Woodroof geschokken als hij merkt dat bij medisch onderzoek sommige doodzieke mensen alleen een placebo voorgeschoteld krijgen. In het geval van het prille onderzoek naar HIV/AIDS was dat echter niet meer dan logisch: het was de enige manier om te ontdekken of het nieuwe medicijn hielp, en alternatieve bewezen medicijnen waren niet voor handen.

Tegenwoordig zijn er echter wel ethische vragen die dit type onderzoek oproept. Zo voeren farmaceutische bedrijven onderzoeken uit naar de effectiviteit van AIDS-medicijnen die bij zwangere moeders met HIV zouden kunnen voorkomen dat hun kinderen het virus ook krijgen. Hier zijn alternatieven wel degelijk voor handen, en dan is het verstrekken van placebo’s op zijn allerminst ethisch twijfelachtig.

Waren Buyers Clubs de oplossing voor het trage handelen van de FDA?

Afgezien van eventuele politieke overwegingen, kost gedegen medisch onderzoek tijd. In de film haalt de Buyers Club van Woodroof vooral medicijnen die elders wel toegelaten werden naar Amerika. Het personage verdiept zich bovendien in de medische literatuur om zo de krenten uit de pap te kunnen vissen.

Vermoedelijk liep het niet altijd zo. De Buyers Clubs waren minder belangrijk dan de AIDS-activisten die ervoor zorgden dat het vinden van nieuwe, bewezen werkzame medicijnen hoger op de prioriteitenlijst van de FDA terecht kwamen. De zelf niet besmette AIDS-activist Martin Delaney (die in 2009 overleed) was daardoor veel belangrijker dan mensen als Woodroof. Het is dan ook hun werk dat ervoor zorgde dat het zowel gemakkelijker werd voor terminale patiënten om aan nog onbewezen medicatie te komen, als dat het proces van het toelaten van medicijnen voor aandoeningen als HIV/AIDS beter gestroomlijnd werd – beide feiten die Dallas Buyers Club indirect aan Woodroof en de zijnen toewijst.

Toch hebben Woodroof en zijn club wel degelijk bestaan – al was die club wel relatief atypisch, omdat Woodroof zelf uit een lagere sociale klasse kwam dan de meeste andere club-eigenaren. Dat was namelijk meteen ook een belangrijk bezwaar van de clubs – je kon de behandeling alleen volgen als je geld had, de verzekering dekte de geïmporteerde medicijnen niet.

Tot slot was de Dallas Buyers Clubs er slechts een van velen. Belangrijkste nadeel van dergelijke clubs was het gebrek aan controle en wetenschappelijk onderzoek. Hoewel ik in de research voor dit stukje geen direct bewijs heb aangetroffen van onwetenschappelijke uitwassen bij deze Clubs, is het niet moeilijk voor te stellen dat dat risico op zijn minst aanwezig was.

Kortom: hoewel Dallas Buyers Club als film buitengewoon goed geslaagd is, laat het als document dat verslag doet van een veelbewogen hoofdstuk uit de medische geschiedenis nog wel wat steekjes vallen. Desondanks is de film van harte aanbevolen voor alle liefhebbers van kwaliteitscinema.

Eén gedachte over “AIDS-onderzoek en de gemene FDA: de wetenschap achter Dallas Buyers Club

  1. Pingback: Filmjaaroverzicht: de beste films van 2014 - Scinetific

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *