Nu 2012 er bijna op zit, is de traditionele tijd van eindejaarslijstjes weer aangebroken. Terwijl over de hele wereld de kadootjes uitgepakt zijn, de eerste dingen in de grote uitverkoop na kerst alweer worden aangeschaft en hier en daar voorzichtig wordt gesnoept van de eerste oliebol of appelbeignet, is het voor de doorgewinterde filmliefhebber weer tijd om de balans op te maken over het afgelopen filmjaar.
En net zo zeker als het verschijnen van dit soort eindejaarslijstjes is het feit dat niemand alle films kan zien die in de bioscoop verschijnen. En dus moet ik de mensen die hopen dat de volgende (potentiële) toppers in deze lijst opduiken helaas teleurstellen – ik zag ze (nog) niet: Jagten, Shame, Young Adult, Kiseki (I Wish), Les Géants, Life of Pi, Cloud Atlas, Martha Marcy May Marlene, ParaNorman en Kauwboy
Toch betekent dat niet dat er onvoldoende stof is om een top 20 te vullen. Integendeel: ook dit jaar was er weer ruim de keus, waardoor enkele top-20-waardige films genadeloos buiten de boot vallen.Om toch even stil te staan bij zij die het nét niet haalden, daarom bij deze alvast eervolle vermeldingen voor The Dark Knight Rises (minder dan zijn voorganger, maar beter dan de eerste), de heerlijk eigenzinnige superheldenfilm Chronicle (alleen al de moeite van het kijken waard vanwege de inventieve manier waarop de ontluikende superkrachten in beeld gebracht worden), de prima te pruimen Hollywoodfilms The Amazing Spider-Man (onverwacht goed voor een compleet onnodige reboot), The Hunger Games (bíjna net zo verslavend leuk als het boek) en The Hobbit: An Unexpected Journey (niet zo goed als zijn grote broer, maar niet zo traag of slecht als menig recensie deed vermoeden). Verdere eervolle vermeldingen zijn er nog voor de verrassend leuke pratende-poppen-films Ted en The Muppets en de innemend charmante Schotse whiskeyfilm The Angel’s Share.
Tot slot nog één extra bijzondere eervolle vermelding voor het prachtige Death of a Superhero, waarin een jongetje met kanker toevlucht zoekt in een door hem getekende fantasiewereld waar hij de superheld is. Eén van de mooiste films van het jaar die bovendien zéker een plekje in deze top 20 had veroverd – ware het niet dat hij in Nederland (nog?) geen bioscooprelease heeft gekregen.
Naast goede films waren er dit jaar natuurlijk ook weer slechte. Allereerst moet ik mijn verbazing uitspreken dat er recensenten waren die het wanstaltig clichématige Salmon Fishing in the Yemen positieve recensies durfden te geven. Als je niet hardop moest lachen bij de betekenisvol uitgelichte, DIT IS EEN METAFOOR-shreeuwende shots van tegen de stroom inzwemmende zalm, moet je je per direct laten nakijken. Ook een dikke tegenvaller was A Dangerous Method van topregisseur David Cronenberg – hoewel hij met die film wel hulde verdient voor het wereldkundig maken van de bijzondere rekbaarheid van de kin van Keira Knightley.
Verdere tegenvallers waren Battleship, dat zelfs niet eens wist te vermaken als hersenloos schietwerk, maar dat gelukkig wel wat leuke wetenschap in het plot wist te verstopen, zoals je elders op deze site kunt lezen en Project X – een film die meer dan welke andere film van dit jaar de mainstream pers wist te halen en aan wist te zetten tot feesten en rellen, maar als film (af en toe letterlijk) bijzonder weinig om het lijf had.
De prijs voor de grootste teleurstelling van het jaar gaat naar Prometheus – een film (een Alien-prequel, zelfs!) die enorm gehyped werd, veelbelovende trailers liet zien, geregisseerd werd door Ridley Scott himself en niets anders kon worden dan een groot succes – maar die uiteindelijk tot ieders teleurstelling slechts wat mooie plaatjes had te bieden, een warrig plotje en wat halfzachte religieuze ondertonen, zodat de film met de dof-natte plof van een neergeknalde Facehugger door de wereldwijde filmpers werd onthaald.
Wie zo eens terug kijkt op 2012 kan alleen maar concluderen dat dit een bijzonder filmjaar was. De Franse (en franstalige) film beleefde een topjaar. Voor het eerst waren zelfs 4 van de films uit deze top 20 van Franse komaf – een record. En Hollywood bleef daarbij – niet in kwantiteit, maar zeker in kwaliteit – wel wat achter. Wie de Amerikaanse eindejaarslijstjes erop naslaat, ziet dan ook vooral veel film die hier pas in januari en februari de bioscoop zullen halen. En hoewel dat elk jaar wel tot op zekere hoogte gebeurt, lijkt dit jaar het zwaartepunt nog iets verder doorgeslagen. Dat is overigens niet alleen slecht nieuws – alle toppers die dit jaar nét niet op tijd in de bios verschenen, komen volgend jaar immers alsnog in deze lijst langs – genoeg om naar uit te kijken dus!
Maar zover is het nog niet – want eerst is het tijd om de beste films van dít jaar eens flink in de schijnwerpers te zetten. Dus – tromgeroffel – hier zijn ze: de twintig allerbeste films van 2012. Natuurlijk weer gerangschikt van plek 20 naar plek 1, om de spanning erin te houden. Alvast veel leesplezier en – als deze lijst zijn werk een beetje doet – vooral ook veel kijkplezier!
Na de dip van Quantum of Solace is de moderne Bond met Skyfall weer helemaal terug. In een voor James Bond-begrippen verrassend emotioneel en persoonlijk verhaal (nooit eerder kwam je zoveel over het leven van 007 te weten), weet regisseur Sam Mendes, Bond weer helemaal de tegenwoordige tijd in te slepen. Daarbij knipoogt hij overigens wel regelmatig naar het rijke verleden van de franchise – af en toe zelfs zó veel dat het sommige kijkers zal vermoeien. Toch mag dat de pret geenszins drukken. Want hoewel een enkele puristische liefhebber van Bond oude stijl hier misschien de neus voor ophaalt, is deze moderne Bond de lekkerste actiefilm van het jaar geworden. Schaamteloos genieten.
Het is het meest onwaarschijnlijke scenario dat je kunt bedenken, maar het is toevallig wel echt gebeurd. In Argo van regisseur en hoofdrolspeler Ben Affleck probeert CIA-agent Tony Mendes (Affleck) een groep Amerikanen te bevrijden die ontsnapt zijn aan het gijzelingsdrama in de Amerikaanse ambassade in Iran en nu ondergedoken zitten in het huis van de Canadese ambassadeur. De manier waarop Mendes dat doet, is echter opmerkelijk: hij doet alsof hij in Iran is om locaties te scouten voor sciencefictionfilm Argo en alsof de Amerikanen zijn Canadese crew zijn.
Wat volgt is een film die vanwege de inherent hilarische premisse de nodige luchtigheid brengt zonder daarvoor de spannende, paranoïde sfeer van ontsnapping op te offeren. Tel daarbij de ijzersterke acteerprestaties en de puntgave regie van Affleck op en het resultaat is één van de allerbeste Hollywoodfilms van het jaar.
18. The Beasts of the Southern Wilds
Het zal je leven maar zijn, denk je als volwassene al snel bij het zien van The Beasts of the Southern Wilds. Je zult maar moeten wonen tussen de dronkenlappen uit The Bathtub, leven in een bouwval, elke dag je portie smerig ogende kip delen met de hond en opgevoed worden door een vader die continu bezopen is en waar goedbeschouwd een flink steekje bij los zit.
Maar de wereld ziet er door kinderogen altijd anders uit, en dus is The Bathtub in de ogen van de 5-jarige Hushpuppy mooi en sprookjesachtig. Want Hushpuppy (een voortreffelijke rol van de jonge actrice Quvenzhané Wallis die haar komend jaar misschien wel een Oscar gaat opleveren) weet niet beter of zij woont in een klein paradijs, waar het regelmatig feest is, waar niemand bang is voor water en waar je elke dag in contact staat met de hartslag van de natuur. Haar vader is hier een Belangrijke Man en haar afwezige moeder hield zoveel van haar dat haar hart het bijna begaf, waarna ze uit zelfbescherming is weg gezwommen.
Het knappe aan The Beasts of the Southern Wilds is dat het je tegen wil en dank meesleept in dit heerlijke kinderperspectief en je helpt herinneren aan de vervlogen onschuld van je eigen jeugd. Het is een bijzonder sfeervol sprookje om in weg te zakken en bij weg te dromen, zodat je al je volwassen beslommeringen in nieuw perspectief kunt plaatsen.
Zo moet het voelen om langzaam gek te worden. Dat is wat de heerlijk paranoïde, dreigende en doodenge Take Shelter de kijker laat zien. De manier waarop het dat doet is aan de hand van het sprekende gelaat van hoofdrolspeler Michael Shannon. Van zijn gezicht is de existentiële angst continu af te lezen. Verlies ik mijn gezin? Ben ik een gevaar voor mijn omgeving? Ben ik gek? Of, en dat is misschien nog wel veel erger: heb ik soms gelijk?
In Take Shelter wordt de goede huisvader en trouwe werknemer Curtis langzaam een wereld van paranoia ingezogen als hij steeds heftigere dromen krijgt over het einde van de wereld. Het einde komt, zo droomt Curtis, in de vorm van een gigantische storm die mens en dier langzaam gek maakt. In zijn dromen vallen zijn hond en zijn dierbaren hem zelfs aan – schrikbeelden die hij in het dagelijks leven niet meer kan loslaten, zodat hij stukje bij beetje van de werkelijkheid vervreemdt. Shannon speelt het langzame verval van Curtis met een overtuiging die onder de huid kruipt en de kijker van ongemak steeds verder zijn stoel in drukt. Take Shelter is een einde-van-de-wereld film die past in de huidige pessimistische tijdsgeest: gitzwart, compromisloos en bovenal doodeng.
Schaamteloos sentimenteel. Zou zou je Steven Spielbergs War Horse het best kunnen samenvatten. Een soundtrack vol aanzwellende violen (met dank aan vaste Spielbergklant John Williams), een script vol tranentrekkende momenten en met een inspirerend, uniek en dapper paard in de hoofdrol. Een film die zo oprecht is dat je er als doorgewinterde cynicus goedbeschouwd kotsmisselijk van zou moeten worden.
En toch weet Spielberg, de meester van het happy end en de kazige Amerikaanse schmaltz je hier weer vakkundig in te pakken. Zodat ook jij tegen beter weten in weer een traantje zult wegpinken bij de avonturen van paard Joey en zijn op en top Amerikaanse verzorger van het type brede kaak, mooie sprekende ogen en lekker brede torso. Dat deze All-American hero hier een Brit is, doet daarbij niet ter zake.
Want Amerikaans, dat is War Horse tot in het diepst van zijn poriën – al is er de hele film lang geen enkele yank te bekennen. In prachtige shots, met een tot in de puntjes geperfectioneerd verteltempo en ondanks een grote lading onwaarschijnlijk (on)fortuinlijke rol-met-je-ogen momenten weet War Horse te overtuigen en mee te slepen. Het is ideaal voer voor tijdens de kerstdagen en een perfecte not-so-guilty pleasure die gegarandeerd een glimlach op je smoel tovert. Dat de film daarbij de bittere ellende van de Eerste Wereldoorlog romantiseert en gebruikt als canvas voor dit sentimentele meesterwerkje moeten we Spielberg maar vergeven. Ben je allergisch voor dit soort pure Hollywoodproducten, loop dan met een flinke boog om deze film heen. Maar voor iedereen die nog steeds gelooft in die ouderwetse, optimistische, Amerikaanse filmmagie geldt: ga lekker zitten, neem er een drankje bij en zak zonder schuldgevoel weg in dit heerlijke sprookje van een vakman die zijn hele register opentrekt om jou een prachtige avond te bezorgen.
Wie nog niet gewend is aan de manier waarop Wes Anderson zijn films vertelt, zal wel even moeten slikken bij het zien van Moonrise Kingdom. Maar voor iedereen die gewend is aan maffe en eigenzinnige stijl van deze regisseur, die eerder ook tekende voor heerlijke films als The Life Aquatic with Steve Zissou en The Darjeeling Limited, is Moonrise Kingdom lekker thuiskomen.
Anderson heeft zich hier weer eens overtroffen. In een film met prachtige beelden en kleuren, schetst hij op overtuigende wijze een verhaal van jonge liefde. En hoewel de personages zoals gebruikelijk weer verre van alledaags zijn, weet Anderson bij de kijker toch dat gevoel van die eerste verliefdheid op te roepen – en dat alleen al is een prestatie van formaat.
Tel daar bovendien de heerlijke bijrollen bij op – onder meer een lekker dommige Bruce Willis en een smakelijk sullige Edward Norton – en succes is gegarandeerd. Moonrise Kingdom is een heerlijk maffe zit om lekker bij weg te dromen.
Alsof je rechtstreeks een schilderij van van Gogh bent ingelopen – maar dan realistischer. Zo laat de Turkse misdaadfilm/roadmovie Bir zamanlar Anadolu’da, hier uitgebracht onder de Engelse titel Once Upon a Time in Anatolia, zich het best beschrijven. Want het beeld, dat is waar het om draait in dit 2,5 uur durende meesterwerkje. Werkelijk elk shot is voorzichtig ingekaderd en van een adembenemende schoonheid. Dat het verhaal de kijker op zijn elfendertigst wordt voorgeschoteld, neem je bij het zien van zoveel moois dan ook al snel voor lief.
Dat regisseur Nuri Bilge Ceylan houdt van het Turkse landschap druipt hier van het celluloid. Daarbij voert hij bijna terloops de kijker ook mee in een wereld die de gemiddelde westerling niet kent, die van het Turkije buiten grote steden als Ankara.
De personages zijn bovendien stuk voor stuk goed geschetst, al is van verregaande diepgang geen sprake. Ze zijn eerder de boeiende gidsen op een reis door dit adembenemende landschap. Het verhaal van deze film – waarin een moordenaar samen met politie op zoek gaat naar een lichaam dat hij ergens begraven heeft – is daarbij van volstrekt ondergeschikt belang, maar desondanks nog altijd alleraardigst. Once Upon a Time in Anatolia is met afstand de mooiste film van het jaar.
Een vrouw met een zware handicap papt aan met een losgeslagen maar vriendelijke spierbundel die dankzij haar gematigdheid, verantwoordelijkheid en zijn menselijkheid herwint. Dat is de korte versie van het melodrama De rouille et d’os, waarin de ene emotionele en onwaarschijnlijke gebeurtenis de andere opvolgt. Dat deze film van regisseur Jacques Audiard desondanks tot de beste en mooiste van het jaar behoort, komt door de ingetogenheid waarmee dit drama zich ontvouwt. Hoofdrolspelers Marion Cotillard en Matthias Schoenaerts (bekend van Rundskop) ankeren met hun subtiele spel de gebeurtenissen in de realiteit, waardoor ze des te meer bij de kijker binnenkomen. Het zorgt ervoor dat De rouille et d’os de kijker één van de meest opmerkelijke én één van de meest beklijvende relaties van 2012 voorschotelt. Voeg daar de uitstekende overige rollen, mooie dialogen, interessante situaties en goed gekozen soundtrack aan toe en je hebt met recht één van de beste films van het jaar.
Ga er maar eens aan staan. Een cast van 6 helden, Tony Stark en een bad guy. Vier hoofdpersonen die eerder hun eigen film droegen (Iron Man, de Hulk, Captain America en Thor). En nieuwe rollen gespeeld door zwaargewichten als Samuel L. Jackson, Jeremy Renner en Scarlett Johanson. Op papier had The Avengers, de ultieme natte droom van de doorgewinterde stripboekenliefhebber, al lang onder zijn eigen gewicht in elkaar moeten flikkeren. Zeker als je bedenkt dat eerdere superheldenfilms, zoals Spider-Man 3 of X-Men: Last Stand al lang bewezen hadden dat less, more is als het gaat om superhelden en bad guys – als je in één film veel personages belangrijk probeert te maken, is je eindproduct gegarandeerd een warrig zooitje.
Gelukkig namen de bazen bij Marvel een gok met het inhuren van regisseur Joss Whedon, die tevens het script voor de film schreef. Whedon had in zijn televisieseries – Buffy the Vampire Slayer, Angel, Firefly en Dollhouse – en de enige andere film die hij tot nog toe regisseerde (Serenity, het filmvervolg op Firefly) namelijk al eerder met dit bijltje gehakt. Als één van de weinige schrijvers en regisseurs had hij daardoor al ruimschoots ervaring met het balanceren van personages in een verhaal.
Toch mag het eindresultaat een prestatie van jewelste heten – zeker als je bedenkt dat Whedon hier in één keer de sprong maakte van kleine scifi-film naar megablockbuster. Onder zijn leiding werd The Avengers echter een soepel vertelde filmhit, met uitmuntende hoofdrollen, heerlijke humor, genoeg ademruimte voor alle personages en een aantal spring-uit-je-stoel-en-klap momenten waarin Whedon het publiek met zichtbaar plezier meeneemt in zijn wereld.
Het is een staaltje schrijfkunst waar vele scriptschrijvers nog flink wat van kunnen leren en levert bovendien een heerlijk pretentieloze blockbuster op die met zoveel plezier en liefde gemaakt is dat het een wereldwijd succes werd – op het moment van schrijven is The Avengers de best verdienende film van het jaar en de op twee-na meest opbrengende film allertijden. Als alle grote blockbusters met net zoveel vakkunst en lol in elkaar gezet zouden worden als The Avengers dan zou de wereld een betere plek zijn.
Hugo was dit jaar met afstand de beste kinderfilm – niet alleen vanwege de mooie 3D beelden, de prachtige decors, het heerlijke steampunk-achtige sfeertje en de uitstekende jonge hoofdrolspeler – nee, Hugo was zo goed omdat het zijn fantastische wereld neerzet met het heerlijk soort onschuld dat in veel volwassen films ontbreekt. Bovendien wentelt de rolprent zich vanaf het begin in een schaamteloos aanstekelijk enthousiasme voor het medium film. De liefde voor de cinema druipt in Hugo uit elke gram celluloid. Voeg dat samen met het jeugdig enthousiasme, de aanstekelijke bijrollen en het bijna melancholisch verlangen naar vervlogen tijden en je trekt al snel de terechte conclusie dat Hugo een moderne opvolger is van de veelgeprezen klassieker Cinema Paradiso.
Vreemder ga je ze voorlopig niet zien. Wie na de achtbaanrit Holy Motors eens flink met de ogen knippert en zich afvraagt wat hij in vredesnaam zojuist gezien heeft, zal niet snel tot een eensluidende conclusie komen.
De serie scènes – sketches, bijna – die Holy Motors je voorschotelt worden aan elkaar gelast met een droomlogica waar David Lynch nog een puntje aan kan zuigen, maar weten desondanks te beklijven. Afwisselend triest, pervers, eng, ontroerend, spannend en ronduit geniaal, maar soms ook volkomen belachelijk, is dit een film die continu weet te boeien, al zal niemand je precies kunnen vertellen hoe of waarom – tenzij ze verwijzen naar de werkelijk betoverend goede hoofdrol van Denis Lavant, die in deze film schijnbaar nonchalant een rol of 10, 11 voor zijn rekening neemt.
Over de vraag of Holy Motors een meesterwerk is dat openstaat voor verlerlei interpretaties, of toch een pretentieuze egotrip van schrijver/regisseur Leos Carax, zullen de meningen voorlopig nog wel even verdeeld blijven. Bijzonder is dat zowel de critici die stellen dat deze film een schandalig rommeltje zonder enige lijn is, als diegenen die stellen dat Holy Motors een pure liefdesverklaring aan de moderne cinema is, allemaal gelijk hebben. Meer bijzonder dan Holy Motors ga je ze in elk geval de komende jaren niet meer zien en dat is meer dan reden genoeg om deze film een kans te gunnen.
Voor de laatste goede tijdreisfilm uit Hollywood van het kaliber Looper moeten we helemaal terug naar 1995. Toen kwam Twelve Monkeys uit, een andere film met Bruce Willis in de hoofdrol. Sindsdien is het wachten geweest op een waardige opvolger van die film, maar met Looper is het dan eindelijk zo ver. De film combineert een ijzersterk concept aan een goed uitgewerkte futuristische wereld, een doordacht plot en een stel acteurs waar je U tegen zegt – zowel Bruce Willis als Joseph-Gordon Levitt spelen hier de pannen van het dak. Om nog maar te zwijgen van het (letterlijk) angstaanjagend goede kindacteurtje Pierce Gagnon die later in de film een belangrijke rol zal spelen. Ook noemenswaardig is de altijd sterke Jeff Daniels, als verontrustend innemende, vader-achtige slechterik. Teveel vertellen over het plot van Looper doet de eerste kijkervaring tekort, dus als je ‘m niet al gezien hebt: meteen doen.
Wat voor Looper geldt, geldt voor The Cabin in the Woods nog veel meer. Van tevoren wil je zo weinig mogelijk weten over deze uitmuntende meta-horrorfilm van schrijversduo Joss Whedon (die dit jaar ook The Avengers deed) en Drew Goddard, die tevens de regie voor zijn rekening nam. Want in de oneindige opvolging van maffe ideeën en plottwists die deze film gedurende zijn speelduur op geweldige en aanstekelijke wijze laten ontsporen, schuilt nu juist een groot deel van het plezier. Het aantekelijk enthousiasme voor het horrorgenre, de fenomenale dialogen (zoals je van Whedon en Goddard gewend bent) en de uitmuntende jonge acteurs (als je als heteroseksuele man niet stiekem een beetje verliefd wordt op Kristen Connolly is er iets mis met je) maken van The Cabin in the Woods een heerlijk bloedige achtbaanrit die niemand mag missen.
Amour werd dit jaar volkomen terecht door vele recensenten de hemel in geprezen. Deze film van de bekende regisseur Michael Haneke schetst een bijzonder indringend portret van de lichamelijke en geestelijke aftakeling van een bejaarde vrouw die samenwoont met haar even bejaarde, maar stuk fittere man. De manier waarop Haneke dat doet is integer en menselijk. Hij neemt de tijd om het verval in beeld te brengen, om de emoties bij de kijker te laten binnensijpelen en om de impact van het getoonde langzaam door te laten dringen. Bovendien zet de bejaarde actrice Emmanuelle Riva als de dementerende Anne een meer dan indrukwekkende rol neer. Haar teloorgang is daardoor zó levensecht dat Amour buitengewoon moeilijk kijkvoer wordt. De kijker die op zoek is naar verlichting, vindt dat slechts zeer sporadisch in deze zeer serieuze, loodzware en ontroerende film. Geen leuk kijkvoer dus, maar wel één van de meest virtuoze acteerprestaties en ijzingwekkend sterke films van het jaar.
Wie Tyrannosaur kijkt zal al snel het gevoel hebben de nieuwe film van Ken Loach binnen te zijn gewandeld. Hier zie je Groot-Brittannië op zijn grauwst en kilst. Hier bestaan geen happy ends, geen blije mensen of luchtige gebeurtenissen. Het echte leven, zo benadrukt Tyrannosaur keer op keer, is Niet Leuk. Dat de film ondanks die overdreven dik aangezette ellende heel genietbaar is gebleven, is grotendeels te danken aan de acteerprestatie van de charismatische en heerlijk verlopen leading man Peter Mullan die hier de hypergewelddadige Joseph speelt, een man met een korter lontje dan het gemiddelde niet-ontplofte rotje dat je op nieuwsjaarsdag op de stoep kunt vinden. Zijn leven verbetert echter zodra hij de verkoopster Hannah (een uitstekende Olivia Colman) tegen het lijf loopt. Helaas blijkt – u raadt het misschien al – ook haar leven geen pretje, waarna regisseur Paddy Considine (geen Ken Loach, dus) de kijker meesleept in een steeds dieper blijkend moeras van ellende. Tyrannosaur is een mokerslag van een film die van begin tot eind weet te boeien.
Sommige recensenten – vooral die aan de andere kant van de Oceaan – veegden genadeloos de grond aan met deze feelgood-hit uit Frankrijk. Filmvakblad Variety noemde de film een schande en de New Yorker had zelfs last van plaatsvervangende schaamte. Reden was het vermeende racisme in deze film over de blanke verlamde miljardair Philippe en zijn zwarte hulpje Driss. En toegegeven, wie de feiten eens droogjes op een rijtje zet, zal zich toch wel even aan het hoofd krabben. De zwarte hulp uit de achterwijk snapt niets van cultuur, is relatief simpel maar vriendelijk en is intuïtiever en emotioneler dan de letterlijk verkrampte blanke – stuk voor stuk vastgeroeste vooroordelen en clichés. Het is al bijna net zo pijnlijk als de optocht van Sinterklaas en Zwarte Piet elk jaar.
Toch doet iedereen die Intouchables afschrijft als racistische parabel dit sprookje tekort, om bijna dezelfde reden waarom onze sinterklaasviering in deze tijden van hypergevoeligheid voor rassenclichés nog altijd bestaat. Want de magie van deze film schuilt niet in zijn realisme, hoewel hij wel degelijk gebaseerd is op een waargebeurd verhaal. In de sprookjeswereld van Intouchables zijn klasseverschillen en rassenproblematiek geen serieuze poging tot zelfreflectie of wereldverbetering. Zij passeren net zo gemakkelijk de revu als allerlei andere stereotypen en Hollywoodclichés. Want maakt het nu écht uit dat Driss zwart is? Of had een witte acteur uit een achterstandswijk dezelfde rol kunnen spelen? Het antwoord daarop is ja, al was het een onmogelijke uitdaging geweest een acteur te vinden die dezelfde charme in deze rol had kunnen leggen als de voortreffelijke Omar Sy.
En toch: wie Intouchables met het fileermes van de verharde recensent te lijf zou gaan, ontdekt een simpele buddy movie waarvan er in Hollywood al een miljard bestaan, overgoten met een op zijn minst ongelukkig gekozen thematisch sausje en een dertien-in-een-dozijn plot. Maar wie de film zo ontleedt, doet hem ook flink tekort. Wat Intouchables tot één van de beste films van dit jaar maakt en wat hordes Europeanen naar de bioscoop lokte, is namelijk niet zijn subtiliteit, finesse of genuanceerde, kil-realistische weergave van allerlei sociale problemen. Nee, wat Intouchables zo onweerstaanbaar maakt is het pure plezier en de pure levenslust die het tot in het diepst van zijn poriën uitstraalt, gedragen door twee zo absurd charmante hoofdrolspelers dat je je afvraagt waarom beide heren niet al veel eerder wereldberoemd zijn geworden.
Intouchables is daarmee misschien simpel, maar in deze cynische tijden wel des te zeldzamer. Het is gebotteld plezier, tot film omgesmolten joie de vivre en bedoeld om iedereen met een dikke glimlach naar huis te sturen. En dat is absoluut niets om je neus voor op te halen.
Dat George Clooney goed is wisten we al een tijdje, maar dat hij zó goed is, was u misschien alweer vergeten. Het natuurlijk charisma en de immer succesvolle uitstraling van Clooney kan hij in deze film goed gebruiken, in zijn rol als gelouterde advocaat op Hawaï die nadat zijn vrouw in een coma raakt, ontdekt dat zij is vreemdgegaan en zo voor het eerst ook de donkere kanten van het leven het hoofd moet bieden.
Dat Alexander Payne, die eerder ondermeer Sideways en About Schmidt maakte, thuis is in de subtiele tragiek van de gewone man, had hij al bewezen, maar hier heeft hij zichzelf weer eens overtroffen. In deze ontroerende, subtiele, en louterende film weten hij en Clooney een nieuw meesterwerkje te produceren. Opmerkelijk is ook de doorbraak van revelatie Shailene Woodley als oudste dochter van Clooney die in haar eentje niet alleen overeind blijft tegenover één van de beste acteurs van deze tijd, maar hem soms ook volkomen doet vergeten. Eén van de meest genietbare, lekkere en beste films van het jaar.
Het was dit filmjaar een belangrijk thema, dementie. Zeker met twee films over dat onderwerp in de top 10. En hoewel Amour van beide duidelijk de meest oprechte, indringende en pijnlijke was en zelfs de betere acteerprestatie bevatte, is Robot & Frank uiteindelijk de meest genietbare van de twee. En dat is extra knap, omdat de film de aftakeling van Frank – gespeeld door een meesterlijke Frank Langella – nergens bagatelliseert of romantiseert.
In Robot & Frank krijgt de oud-inbreker Frank in de nabije toekomst door zijn zoon een thuishulprobot aangesmeerd om hem te helpen met het huishouden. En hoewel de naamloze Robot geen echte menselijke persoonlijkheid heeft, ontspint zich hier al snel een ouderwets buddy movie patroon waarin Robot en Frank naar elkaar toegroeien – of moet ik zeggen: Frank vooral naar Robot? De heerlijke rol van Langella die de film in zijn eentje moeiteloos weet te dragen, zorgt ervoor dat Robot & Frank een in-en-in menselijke, ontroerende en grappige film is. De beste sciencefictionfilm van het jaar.
Je kent ze wel: die heerlijk maffe meisjes uit de gemiddelde arthouse-light film die zo charmant zijn dat je spontaan verliefd op ze wordt; het soort rol waarop een actrice als Zooey Deschanel een abonnement lijkt te hebben. Het soort meisje, kortom, waarvan Harry, de broer van de hoofdpersoon, in deze film terecht opmerkt: “dit soort eigenzinnige, rommelige vrouwen van wie hun problemen ze alleen maar schattiger maken, bestaan in het echt niet.”
Desondanks droomt de schrijver Calvin Weir-Fields, gespeeld door een uitstekende Paul Dano, in Ruby Sparks van zo’n meisje – letterlijk. Na zijn succesvolle eerste boek is hij op zoek naar een tweede succes en stort zich op obsessieve wijze op het schrijven van een liefdesverhaal met droomdame Ruby Sparks. So far so good, totdat zij (want zo gaat dat in films) ineens écht in zijn huis rondloopt. In levende lijve nog wel, gespeeld door de de verschrikkelijk innemende Zoe Kazan (die overigens ook het script schreef).
Tot zover is het recept van Ruby Sparks bekend, want deze onwaarschijnlijke gebeurtenis staat natuurlijk garant voor net zo’n heerlijke, tikje tegendraadse en smakelijk eigenzinnige romantische film waarin iemand als Deschanel niet had mistaan. En hoewel daar an sich weinig mis mee was geweest, was Ruby Sparks dan vermoedelijk wel weer vrij snel in vergetelheid geraakt en was deze film vlotjes afgeschreven als een B-versie van een moderne klassieker als (500) Days of Summer.
Maar zo ver komt het niet. Want net zoals Kazan in deze film weet te verrassen met een ijzersterke, dragende rol die het typische arthouse-light meisje ver ontstijgt, brengt de film zelf óók veel meer dan je in eerste instantie zou vermoeden. Al snel blijkt namelijk dat Ruby Sparks ver weet uit te stijgen boven de achetypische arthouse-light komedie, doordat het niet bang is de kijker één van de meest moreel verontrustende scènes van het jaar voor te schotelen, waarin de verder charmante hoofdpersoon een grens passeert die hij nooit meer kan ont-passeren. En dat zoiets juist in een verder in-en-in lieve, plezierige en grappige film gebeurt maakt het des te schokkender.
Het is verfrissend dat Ruby Sparks het aandurft de implicaties en consequenties van zijn vreemde premisse tegen het licht te houden. Des te verfrissender is het dat de film dit doet zonder een moraliserende, deprimerende en inktzwarte zit te worden. Koppel daaraan de ontwapenend charmante hoofdrol van Kazan en de instant-chemie tussen haar en Dano (in het echt ook een stelletje) en het resultaat is één van de meest charmante, verontrustende en verrassende films van het jaar.
Dit Italiaanse meesterwerk zal dit jaar slechts door weinig mensen in de bioscoop gezien zijn – een fout die iedereen die van film houdt zo snel mogelijk in de videotheek moet proberen te herstellen. Want Cesare deve morire– met 76 minuten de korste film van deze lijst – is een instant klassieker.
Grotendeels geschoten in zwart-wit en met vooral beelden van pratende mannen, is het misschien moeilijk voor te stellen dat deze film de kijker ademloos aan het scherm weet te kluisteren. Toch weet iedereen die ooit de klassieker Twelve Angry Men zag dat je voor spannende en beklijvende cinema niet veel meer nodig hebt dan een goed script en een stel steengoede acteurs.
Met dat eerste zit het hier wel goed – de meeste teksten in de film zijn een Italiaanse bewerking van het toneelstuk Julius Ceasar van Shakespeare. En met dat tweede zit het, gek genoeg, ook wel snor. Gek genoeg, want de acteurs in Cesare deve morire, hier uitgebracht onder de Engelse titel Ceasar Must Die, zijn stuk voor stuk gevangenen. Maar dan wel gevangenen die redelijk tot goed kunnen acteren en daar al hun ziel en zaligheid ingooien, zoals alleen mannen die jarenlang achter de tralies zitten en daar hun leven aan zich voorbij zien trekken, dat kunnen doen.
In Ceasar Must Die volgen de regisseurs een stel gevangenen die Shakespeares Julius Ceasar gaan opvoeren. Wat volgt is een knap mengsel van het toneelstuk, waarvan het verhaal grotendeels verteld wordt in de oefensessies van de gevangenen – in hun cellen, terwijl ze aan het werk zijn of terwijl ze buiten rondlopen voor hun dagelijks portie beweging – maar ook op het podium, in de uiteindelijke opvoering. Tegelijkertijd stapt de film soms ineens terug naar de realiteit van de gevangenen, waarin zij aan het acteren zijn en sommige zinnen uit het toneelstuk raken aan iets dat zij in hun leven voor de gevangenis hebben meegemaakt, of wanneer vastgeroeste gevangenisrivaliteiten het toneelstuk ontstijgen en ook in de werkelijkheid buiten het podium wortel schieten. En om het vervolgens allemaal nog ingewikkelder te maken is er ook nog de échte realiteit, die van de acteurs die in deze film spelen en stuk voor stuk écht gevangen zitten en voor de camera daadwerkelijk dit toneelstuk opvoeren. Die realiteit is op de achtergrond altijd aanwezig en weet het soms zelfs tot filmniveau te schoppen – zoals in de ontroerend oprechte en intense audities die zo ongescript overkomen dat ze vermoedelijk echt zijn.
Waar deze drie realiteiten op papier moeilijk behapbaar lijken, weten regisseurs en scriptschrijvers Paulo en Vittoro Taviani daar desondanks een eenvoudig, intuïtief goed te volgen en buitengewoon meeslepende film van te boetseren die de som van de individuele delen veruit weet te overstijgen. Wanneer de gevangenen zinnen uitspreken die ze gezien het leven dat ze geleden hebben heel veel meer zeggen dan de gemiddelde Shakespeare-acteur, zie je dat niet alleen terug in de film, maar echoot het ook door in de werkelijkheid daarachter, zodat alle realiteiten elkaar continu op heerlijke wijze snijden, raken en versterken. Ceasar Must Die is rauw, emotioneel en steekt voortreffelijk in elkaar. En als op het eind de deuren van de cellen van de hoofdrolspelers na het langzaam wegebbende applaus van het publiek met een finale knal weer dichtslaan, weet je: dit is echt.
Dat waren ze, de beste 20 films van 2012. Een ieder die op zoek is naar nog meer eindejaarslijstlol verwijs ik met veel plezier door naar het filmjaaroverzicht van de Recensent, waar ik – samen met andere filmrecensenten – natuurlijk ook weer aan meewerkte. Dat overzicht zal binnenkort op die site gepubliceerd worden. Het jaaroverzicht van vorig jaar kun je ook op deze site terugvinden. De jaaroverizchten van 2010 en 2009 staan elders en vind je hier: jaaroverzicht 2010 en jaaroverzicht 2009.
Pingback: Filmjaaroverzicht: de beste films van 2013 - Scinetific
Pingback: Filmjaaroverzicht: de beste films van 2014 - Scinetific